“Onze liefde, dat was échte romantiek”
Hun liefdesverhaal
leest als een sprookje maar eindigt als een nachtmerrie. Toen zijn vrouw de
strijd met longkanker verloor, stopte Vlaanderens succesvolste misdaadauteur onmiddellijk
met schrijven. Toch heeft Pieter Aspe de pen weer opgenomen. Zijn nieuwste worp
ligt nu in de boekhandel. En om de pijn te verzachten werkt hij al aan zijn
volgende krimi. “Je kunt de rouwende weduwnaar niet blíjven uithangen.”
Tekst: Fleur
van Groningen, eerder verschenen in De Morgen Magazine
In 1995 schonk Pieter Aspe (64), Vlaanderens meest gelezen
en geprezen misdaadauteur, het leven aan hoofdinspecteur Pieter Van In en substituut
Hannelore Martens. Sindsdien beleefden deze personages velerlei avonturen in
zijn geboortestad Brugge, alsook in Antwerpen en zijn huidige woonplaats
Blankenberge. De razend populaire misdaadreeks
telt ondertussen maar liefst negenendertig delen en inspireerde VTM tot
een televisiereeks. Aspe won de ene
prijs na de andere. Er leek geen einde aan zijn succes te komen, tot vorig jaar
bekend raakte dat hij de pen had neergelegd. Na de plotse dood van zijn echtgenote
Bernadette, ging het gerucht dat hij nooit meer wilde schrijven. En na een
ietwat suïcidaal bericht op Facebook,
geloofde men zelfs dat het met hem helemaal de verkeerde kant opging. Niets
blijkt nu minder waar. Aspe is door een diep dal gegaan maar krabbelt langzaam weer
recht. Recent verscheen een nieuwe pennenvrucht, getiteld Blankenberge Blues. Ondertussen werkt hij aan zijn volgende
misdaadroman, het mogelijk laatste deel in de Van In-reeks. Aspe’s leven is ingrijpend veranderd maar zeker niet voorbij.
Al is het nog zoeken naar een nieuwe balans, naar zingeving, naar troost. En
moet de tijd haar werk doen.
Twaalf stielen, dertien ongelukken
Dat hij als kind niet wist dat hij later schrijver zou worden, verklapt Aspe,
en hij steekt een sigaret op en nipt van zijn favoriete blonde bier Omer. Op
school vond hij dat maar niks: opstellen en verhandelingen maken. Er stroomde
ook geen schrijversbloed in de familie. Zijn vader, een arbeider, werkte zich
op tot werfleider. Omdat hij zelf nooit had kunnen studeren, hoopte hij dat
zijn enige zoon dat wel zou doen en zou opteren voor een beroep met allure,
ingenieur of zo. Aspe’s Franstalige moeder vond geen werk omdat ze het Brugse
dialect niet volledig onder de knie had. Ze was een teruggetrokken vrouw, deels
te wijten aan haar inborst maar ook omdat ze moeilijk met haar omgeving kon
communiceren. Aspe zelf was een
nakomertje: zijn oudste zus ging al uit huis toen hij twee was, zijn andere zus
was zeven jaar ouder. Onder druk van zijn vader schreef hij zich na de
middelbare school in aan de universiteit en beweerde dat hij er rechten ging
studeren. Hij had echter stiekem voor politieke en sociale wetenschappen gekozen,
omdat die richting de minste lesuren telde. “Ik weet niet of mijn vader het
ooit geweten heeft”, zegt hij en zijn rechter mondhoek krult even ontdeugend
omhoog - al lachen zijn ogen niet mee. “ Een lang leven was die studie echter niet
beschoren want op mijn negentiende verjaardag trouwde ik al en nog diezelfde
zomer werd ik vader van mijn oudste dochter. Mijn eigen vader wilde me niet
langer financieel steunen, mijn streng katholieke schoonouders noemden me des
duivels. Plots moest ik mijn plan trekken en de kost verdienen. Bij gebrek aan
een hoger diploma ging ik dan maar PVC buizen verkopen.” Dat hield Aspe
ongeveer twee maanden vol. Daarna vond hij een baantje als ‘makelaar in
granen.’ “Dat klinkt chiquer dan het was. Ik moest mensen vragen om granen te
koop aan te bieden en vervolgens een koper zoeken. Het was een keiharde wereld
waarin er hevig kon gediscussieerd worden over een paar centiemen.” En omdat er
ook geen salesman in hem school,
solliciteerde Aspe bij een ziekenfonds. “Daar moest ik briefjes voor medische
prestaties controleren. Met acht man zochten we naar fouten die slechts zelden
gemaakt worden. Het was absurd: de opbrengst van ons speurwerk leverde niet
eens genoeg op voor één loon.” Een jaar later werd Aspe tot zijn geluk aangesteld
als ‘chef expeditie’ bij een textielfirma van een Nederlander die het groot
zag. Helaas ging het bedrijf al na vier maanden failliet. Daarna kwam hij bij
de zeevaartpolitie terecht, waar hij aan de lopende band paspoorten moest
controleren. Na anderhalf jaar bleek Aspe geslaagd voor het examen en mocht hij
als agent van de zeevaartpolitie aan de slag. “Daar heb ik toch even
vriendelijk voor bedankt!” In plaats daarvan werd hij studiemeester maar toen ook
dat hem niet op het lijf geschreven bleek, opende Aspe een zaak in brocante en
herstellingen van oude meubels. Dat hield hij zo’n negen jaar vol. Met zijn
echtgenote en twee kleine kinderen bewoonde hij een bouwvallig huurhuis op het
platteland. Het dak was half ingestort maar de huisbaas weigerde het te
repareren. “Toen belde de pastoor van De
Basiliek van het Heilig Bloed: of ik alle kerkmeubelen wilde komen herstellen
en in de was zetten. Terwijl ik daar aan het werk was, kwam me ter oren dat de
inwonende conciërge op pensioen ging. Ik
kon hem zo opvolgen. Het klonk perfect. Dan had mijn gezin weer een dak boven
het hoofd, woonden we terug in de stad en konden de kinderen te voet naar
school.” Maar op zijn veertigste begon het toch te knagen. “Vermoedelijk heb ik
een midlifecrisis gehad. Dan koop je een motor, begin je iets met een jonge
vrouw of ga je voor een carrièreswitch. Ik wist dat ik nog vijfentwintig jaar
conciërge kon blijven en een kabbelend bestaan leiden. Plots dacht ik: laat ik eens
iets zots doen. Schrijver worden! Ik las veel, dus misschien kon ik ook wel
boeken maken. Maar hoeveel auteurs kunnen van hun pen leven? Heel weinig. Dus dacht
ik na. Als mijn debuutroman succesvol zou zijn, zou ik pakweg tienduizend
exemplaren verkopen en moest ik dat elk jaar kunnen herhalen. Daarom koos ik –
geïnspireerd door Jef Geeraerts - voor het misdaadgenre. Dat bereikt een zeer
breed publiek én ik zou het makkelijker kunnen volhouden. Bovendien was het gezelliger
om te maken dan een diepzinnig boek waarin je je ziel binnenstebuiten keert.
Eigenlijk koos ik dus uit luiheid en opportunisme voor dit genre.” Aspe lacht opnieuw
en dooft zijn sigaret. Of er misschien een bandiet in hem schuilt? “In iedereen
zeker?” Een rechtvaardige flik dan? “Ik heb wel een groot rechtvaardigheidsgevoel
maar daarom hoef je nog geen misdaadauteur te worden.” Hij stapelt zijn pakjes sigaretten op elkaar. Ooit
heeft hij na zijn eerste boek uitgerekend hoeveel woorden hij moest schrijven
om de drie pakjes die hij dagelijks rookt, te kunnen blijven kopen. Toen waren
dat tweehonderd woorden, nu zijn het er nog twee.
Kleingeestig Blankenberge
Zijn succes wijt Aspe grotendeels aan het genre. “Dat is de verdienste van Jef Geeraerts,
die heeft de mensen warm gemaakt voor de Vlaamse misdaadroman. Vroeger las men
hier enkel importkrimi’s. Mijn misdaadverhalen zijn niet bloederig. Er zit een
beetje humor in, een vleugje romantiek, en ik verwijder alle ballast eruit.
Mijn teksten zijn hapklaar. Dat klinkt misschien misprijzend maar zo is het
niet. Soms haal ik er drie mooie zinnen uit die ik met plezier geschreven heb
maar waaraan niemand anders behoefte heeft. Hetzelfde geldt voor het etaleren
van kennis. Tegenwoordig vind je alles terug op het internet, dus ik hoef de
politieprocedures niet telkens opnieuw toe te lichten. Het blijft amusement, geen
vaklectuur.”
Zijn er ook nadelen aan het succes? “De mensen zijn altijd zo vriendelijk. Je
weet nooit of het oprecht gemeend is of niet. Bekende acteurs, zangers en
televisiepersoonlijkheden worden vaak benaderd alsof ze publiek bezit zijn, zij
worden zelfs betast. Tot mijn grote spijt word ik nooit betast.” Weer krult die
ene mondhoek. Dat er in Blankenberge wel vaak over hem geroddeld wordt, verzucht
hij. “Als ik met mijn oudste dochter over straat loop, fluisteren ze dat ik een
jonge, nieuwe vrouw heb. Als ze me met een journaliste zien, is het ook prijs. Laatst
kwam de vertegenwoordigster van Omer langs om een bak bier te brengen. Ze bleef
wat drinken en nam een taxi naar huis. Toen ze de volgende morgen haar auto
kwam ophalen die de hele nacht voor mijn deur had gestaan, deed er alweer een
nieuw kletspraatje de ronde. In de zomer is Blankenberge een wereldstad maar in
de winter verwordt het hier tot een kleingeestig dorpje waar iedereen elkaar
kent en uit pure verveling meedogenloze achterklap verspreidt.” Voer voor een
roman, moet hij gedacht hebben, want deze stad vormt het onheilspellende decor
van Blankenberge Blues. Aspe schreef
de roman samen met Koen Strobbe, auteur van de thriller Kruis en munt en één van de laureaten van de eerste editie van de Aspe Award, die sinds 2015 jaarlijks op
de Boekenbeurs wordt uitgereikt door Aspe en zijn vijfkoppige jury. Strobbe kwam met het idee voor dit boek,
wisselde met Aspe van gedachten en om de beurt schreven ze stukken die ze
nadien tot één geheel verwerkten. “Blankenberge Blues vertelt het verhaal
van een groepje mensen van divers pluimage dat een aangespoelde potvis op het
strand aantreft en daarin een uitgelezen kans ziet om schatrijk te worden. In
de endeldarm van de potvis zit immers amber, een soort versteende uitwerpselen,
waarvoor de parfumindustrie grof geld overheeft omdat het in combinatie met
andere aroma’s onweerstaanbaar ruikt.” Een triller over een geconstipeerde
potvis? Pieter lacht: “Ik geloof dat de wetenschap daar een andere term voor
heeft. Hoe dan ook, het is een erg spannend boek geworden -vol drama en gitzwarte
humor- dat de verstikkende mentaliteit in het winterse Blankenberge messcherp
in beeld brengt. ”
Of het moeilijk was het om de pen weer op te nemen? Op 31 augustus overleed
Aspe’s echtgenote en al gauw werd beweerd dat hij nooit meer zou schrijven.
Aspe schudt zijn hoofd. “Ik heb nooit gezegd dat ik definitief zou stoppen. Enkel
dat ik op dat moment niet meer kon schrijven. Toen voelde het volstrekt
nutteloos. In december had ik het hier volledig gezien en overwoog ik zelfs om
mijn appartement te verkopen en naar Brugge terug te keren. Maar toen ik daar
enkele huizen bezocht, voelde ik me er ook niet goed. Dus ben ik toch maar hier
gebleven. En op een mooie ochtend in januari scheen de zon binnen en dacht ik:
waarom niet? Waarom niet weer gaan schrijven? Wat zou ik anders met de rest van
mijn leven doen? Opstaan, koffiedrinken en met de oude mannen in het café op de
hoek over voetbal en pensioenen keuvelen?”
De plaats van het delict
Aspe leerde zijn Bernadette kennen op Kerstavond, vijftien jaar geleden. Hij woonde toen bij zijn
eerste, zwaar hulpbehoevende vrouw in Brugge maar had net besloten om zijn
schrijfappartement in Blankenberge te bemeubelen en zich voortaan daar terug te
trekken. Hun huwelijk was voorbij, hij zorgde nog voor haar maar de liefde was
langs beide kanten al zeker tien jaar op. Op kerstavond slenterde hij door
Blankenberge en vond daar één café dat open was. Daar zat ook maar één vrouw:
Bernadette. “We raakten in gesprek en ze vertrouwde me toe dat haar huwelijk
ook op was. Materieel was alles in orde maar er heerste geen liefde meer in dat
huis. En daar kunnen geen dikke wagen of zestig flessen champagne in de kelder
tegenop. We praatten de hele nacht.” Binnen het uur wist Bernadette al dat ze
die avond de liefde van haar leven had ontmoet. Aspe deed er vierentwintig uur
langer over om tot datzelfde inzicht te komen. Bij het afscheid, om half zes ’s
morgens, had zij hem gevraagd: “Wilt ge me nog eens ontmoeten?” Hij antwoordde:
“Mag ik uw telefoonnummer? Ik zal het memoriseren want mijn vrouw controleert
mijn zakken op papiertjes.” De volgende dag belde hij zoals beloofd maar kreeg
hij een verwarde Waal aan de lijn. Aspe had het nummer niet correct onthouden.
“Er zat niets anders op dan diezelfde avond naar de plaats van het delict terug
te keren. Ik was bereid om de hele nacht op haar te wachten maar na vijf
minuten stapte ze al binnen. Boos omdat ik niet gebeld had, blij om me te
zien.” Na die avond lichtten Aspe en Bernadette hun beide partners in. “We
gaven alles op om bij elkaar te kunnen zijn, ook al kenden we elkaar nauwelijks.
Mijn dochters waren inmiddels dertigers, zij hadden het moeilijk met mijn keuze
maar dat loste zich uiteindelijk redelijk vlot op. Voor Bernadette lag het
moeilijker: zij had twee inwonende kinderen van 12 en 15. Na de scheiding
verbraken zij het contact en dat viel haar bijzonder zwaar.” Al enkele maanden later besloot het
nieuwbakken koppel te gaan samenwonen. “Ik waarschuwde Bernadette: als je voor
mij kiest, ben ik er elke dag, ik ben altijd thuis. Maar ze antwoordde
vastbesloten dat ze bij mij wilde zijn.” En zo geschiedde: ze waren zo veel
mogelijk samen en traden in 2005 het huwelijk. Slechts driemaal werden ze van
elkaar gescheiden, toen zij vliegangst kreeg en hij voor zijn werk een paar
dagen naar Rome, Zuid-Afrika en Laos moest. “Bernadette weende dikke
tranen op het terras omdat ze me zo
miste. Toen ik thuiskwam zei ze: ‘Dat vliegen, ik ga dat terug doen.’ Onze
liefde, die was niet geromantiseerd, dat was échte romantiek.”
Afscheid van de liefde
Aspe staat op en schenkt zichzelf in de open keuken een nieuwe Omer in.
Zijn eenzaamheid hangt voelbaar in het appartement dat hij zo lang met zijn
echtgenote deelde. Ze is aanwezig in de aankleding van de ruimte. In het
liefdesgedicht dat hij voor haar schreef en dat in kaligrafische letters op de
muur geschilderd staat. In het uitzicht over de haven en de vage einder,
wellicht het laatste vergezicht dat ze gezien heeft. Aspe gaat weer zitten en
steekt een nieuwe sigaret op. “In juni had ze last van een droge hoest.
Rokershoest, dachten we. We waren uitgenodigd voor het huwelijksfeest van een
achterneef in Bordeaux maar de dag voor het vertrek zakte Bernadette door haar
benen. Een heel akelig beeld. Ze kwam recht met veel rugpijn. De dokter dacht
dat het een lumbago was en gaf haar een spuit. Dat verlichte de pijn maar de hoest
bleef. Antibiotica hielp niet en we werden doorverwezen naar het ziekenhuis. De
volgende dag kregen we telefoon van een arts. Dat hij heel, héél slecht nieuws
had. Bernadette had terminale longkanker, niet te behandelen, overal
uitgezaaid. Die rugpijn werd veroorzaakt door tumoren op haar ruggengraat. Samen
begonnen we hevig te huilen. Wat nu, wat nu? Daarna kwam er een soort
verdwazing over ons heen, we waren als verdoofd. We dachten zelfs: als we
morgen ontwaken, blijkt het allemaal een boze droom.” Toen tot hen doordrong hoe weinig tijd ze nog samen hadden, besloten
ze om er het beste van te maken.“We zijn
samen kwaad geweest, maar niet lang, want dat vonden we nutteloze energie. De
dingen mooier voorstellen dan ze waren, leek ons ook zinloos. We wisten allebei
hoe de vork in de steel zat.” Dat ze uiteindelijk nog veel gelachen hebben,
vertelt Aspe met vochtige ogen en een barstje in zijn stem. Bernadette koos
ervoor om thuis te blijven, met veel volk om haar heen, dat ze soms onder
zachte dwang moest buitenzetten omdat haar gasten het te gezellig vonden. Aspe week
niet van haar zijde, sliep naast haar bed op de zetel in de woonkamer en kwam
nauwelijks buiten. “De eerste zeven weken was ze nog zichzelf. Soms zei ze
lachend: ‘Ik ben nog niet dood, hé.’ We hadden ook gesprekken over later. ‘Wat
ga je doen’, wilde ze weten. ‘Je gaat toch behoefte krijgen aan seks. Zorg dat
het met een mooie vrouw is’, zei ze dan. Soms leek er niets aan de hand. Maar toen
ging het opeens pijlsnel bergaf.” Bernadette was drie dagen comateus en stierf vredevol.
Ze werd slechts 54.
“Haar optimisme was haar kracht. Ze was sterk op een bescheiden manier, zonder
ooit show te verkopen. Zelfs tijdens haar aftakelingsproces bleef ze
optimistisch. Dat maakte indruk, veel vrienden verwonderden zich over haar
moed. Ik was het gewend dat ze sterk was. Dat trok me zo aan in haar. Het gaf
haar ook de kracht om onvoorwaardelijk lief te hebben. Sommigen zeiden dat ze
bij mij was voor het geld. Anderen beweerden dat ze mijn slavin was omdat ze
ons altijd samen zagen en zij me ‘volgde als een hondje’. Zulke ordinaire
uitspraken. En probeer Bernadette maar eens af te richten! Hoe zij haar been
–liefdevol- kon stijf houden… Dan kon je
maar beter toegeven. “ Aspe glimlacht. “Onze liefde draag ik in me mee. Nu hoor
ik vaak dat onvoorwaardelijke liefde niet voor iedereen is weggelegd. En nu pas
besef ik dat wat wij hadden, alles behalve vanzelfsprekend was.”
De truken van de foor
Een deel van het rouwproces hebben ze
samen beleefd, de rest doorstaat Aspe nu alleen. Het verdriet is enorm, zijn
leven is een aaneenschakeling van pijnlijke eerste keren geworden. De eerste
kerst zonder haar, de eerste Valentijn zonder haar, de eerste lente, boekvoorstelling,
zijn eerste verjaardag zonder haar. “In december bereikte ik een dieptepunt. Op
een avond, ik had te veel gedronken, heb ik een ietwat suïcidaal bericht op Facebook gepost. Ik dacht dat niemand dat
las. En er stond een smiley achter, ter
relativering! Maar toegegeven, in die tijd kampte ik wel met zeer donkere
gevoelens.” Gelukkig vindt Aspe steun bij zijn vrienden en staan er onverwacht mensen
voor hem klaar die hij al lang oppervlakkig kent maar voorheen weinig zag. Ook
het contact met zijn kinderen en kleinkinderen doet deugd. “’Opa zee’, zeggen de
kleintjes. ‘Opa bootjes’. Vertederend... Die weten nog van niks.”
Intussen is het Aspe duidelijk geworden dat Bernadette vlak voor haar dood nog
heel wat mensen instructies over hem heeft gegeven. “Er zijn vrienden die nu
plots opletten dat ik op straat niet over scheve tegels of opstapjes struikel.
Of die in het oog houden dat ik toch zeker om de twee dagen een proper hemd
aandoe. Er wordt voor me gezorgd zoals Bernadette dat deed.”
Om de dagen door te komen, vult Aspe nu de leegte op met schrijven, radio luisteren
en televisieseries bekijken. “ ’s Ochtends krijg ik het gezelschap van mijn vriendin
Klara, ’s avonds biedt mijn vriend
Omer me troost”, glimlacht hij terwijl zijn ogen nog glanzen. “Bernadette
stelde mij destijds voor dat ik in de voormiddag zou schrijven opdat we de
namiddag samen konden doorbrengen. Nu zij er niet meer is, schrijf ik ’s
middags. Dan is de dag sneller om. Nadien kijk ik naar series, die helpen me om
niet na te denken. Dankzij National
Geographic val ik uiteindelijk toch in slaap. Het zijn methodes om te
overleven. Je kunt de rouwende weduwnaar niet blíjven uithangen. Bij kennissen
probeer ik dat nu te vermijden – noch
zij, noch ik willen die intimiteit met elkaar delen. Dus bedien ik me van de truken van de foor om mijn verdriet te
verhullen.”
Momenteel werkt Aspe aan het boek dat het laatste in de Van In-reeks wordt genoemd. Opnieuw een afscheid. Al twijfelt hij of
het effectief de allerlaatste wordt. “Begin ik nadien met iets nieuws, iets
totaal anders? Mijn lezers zeggen me dat ik moet blijven voortdoen. Ik weet het
dus nog niet. Of er iets aan mijn schrijven is veranderd sinds de dood van
Bernadette, kan ik ook moeilijk zeggen. Ik vermoed van wel. Al probeer ik zeker
niet zwartgallig te worden. Tenslotte schrijf ik geen dagboek, het is niet de bedoeling
om mijn trouwe publiek met mijn problematiek op te zadelen. Nee, ik denk niet
dat ik ooit over mijn ervaringen zal schrijven in de Van In-reeks. Dat past daar simpelweg niet in. Misschien doe ik het
wel in een volgend project, in samenwerkingsverband. Wie weet werkt het
therapeutisch.”
Aspe blaast zijn wolkje uit en dooft zijn sigaret in een glazen asbak. Dan
kijkt hij hoopvol op. “Zeg, zullen wij samen nog wat gaan drinken in het café
op de hoek? Dan heeft de goegemeente weer iets om over te kletsen. Dat wordt
lachen als ze me weer samen zien met een jonge vrouw! Wacht, dan trek ik mijn
zwarte, suède machojasje aan.”
Blankenberge Blues, uitgeverij Manteau, 320 bladzijden, € 21.99
Pieter Aspe
- heet officieel Pierre Aspeslag en woont in Blankenberge.
- werd geboren in Brugge op 3 april 1953 als broer van twee veel oudere zussen.
- is de meest gelezen Vlaamse misdaadauteur in eigen land en buitenland.
- werd het bekendst met zijn misdaadreeks rond hoofdinspecteur Pieter Van In en
substituut Hannelore Martens..
- won verschillende prijzen zoals de Hercule
Poirotprijs voor zijn roman Zoenoffer, Humo’s Gouden Bladwijzer, en de Hercule Poirot Oeuvreprijs.
- heeft twee dochters, Tessa Aspeslag (45) en Mira Aspeslag (43)
- kreeg in 2006 een hartaanval, stortte op straat in elkaar maar dronk na zijn
operatie een Duvel met zijn cardioloog, wat voor de nodige opschudding zorgde.
- zag zijn boeken als basis dienen voor de VTM-reeks Aspe, met Herbert Flack en Francesca Van Thielen in de hoofdrollen.
- heeft zijn eigen prijs: de Aspe-award,
die sinds 2015 jaarlijks op de Boekenbeurs wordt uitgereikt.
- schreef ook twee jeugdboeken en vier novellen.
- vind verzamelen verslavend: vroeger collecteerde hij alles over de Heilige
Bloedkapel en spendeerde daar fortuinen aan. Tegenwoordig speurt hij naar oude
stripboeken en ook dat kost hem een aardige duit.
- verloor op 31 augustus 2015 zijn
echtgenote Bernadette met wie hij toen tien jaar getrouwd was.
- publiceerde op 29 maart de thriller
Blankenberge Blues die hij samen met Koen Strobbe schreef en schrijft volop
aan Argus, de werktitel van het
volgende Van In-boek, mogelijk het laatste in de rij.